|
27/11/2002 |
|
|
|
Bud Welch is een eenvoudige pomphouder in de Verenigde Staten, het soort dat wel in iedere Amerikaanse film even in een bijrol opduikt. Op 19 april 1995 werd zijn leven verwoest: toen kwam zijn enige 23-jaar oude dochter om in de bomaanslag op een regeringsgebouw in Oaklahoma City. Maandenlang werd zijn leven beheerst door droefheid, woede en wraakgevoelens. Maar in wat hij zelf als een �bekering� omschrijft, veranderde zijn hart. Op een vroege septembermorgen in 1998 gaat hij Bill McVeigh opzoeken, de vader van Timothy, de bommenlegger van Oaklahoma. Hij treft een man aan wiens leven de dag van de aanslag zo mogelijk nog meer verwoest werd dan het zijne. ,,Nooit voelde ik me zo dicht bij de God van liefde en vergeving als toen��, getuigt hij. Timothy McVeigh werd vorig jaar terechtgesteld. Maar Welch was geen vragende partij. Hij trekt de Verenigde Staten door om campagne te voeren tegen de doodstraf. ,,Haat en wraakgevoelens dreven de moordenaar van mijn dochter. Wat voor goeds doen we door dat te herhalen, door mensen terecht te stellen?�� luidt zijn boodschap. Het verhaal van Welch kan melig-Amerikaans klinken. Maar het is wel echt. Ik ontmoette hem enkele jaren geleden en zijn getuigenis maakte indruk. Zijn gelaat was sereen en vriendelijk. Wat een contrast met de van haat vertrokken gezichten van getroffen familieleden op de eerste rij bij iedere executie. Net zoals individuen, verkrampen ook samenlevingen wanneer ze zich door wraak en haat laten leiden. Zaterdag vindt de eerste internationale Dag tegen de Doodstraf plaats. Tal van steden in de wereld ondersteunen de actie door een monument op een bijzondere manier te verlichten. Europa speelt een voortrekkersrol in wat het als een beschavingsstrijd beschouwt. Het oordeelt terecht dat een moderne samenleving over andere middelen beschikt om de bescherming van burgers te verzekeren. Bovendien is de afradende kracht van de doodstraf nooit bewezen, is de straf onherroepelijk, sluit ze elke mogelijkheid op een tweede kans voor de veroordeelde uit en houdt ze de spiraal van geweld en wraak in stand. Daarom oefent Europa druk uit, niet alleen op het totalitaire China en op islamlanden, maar ook op de leider van de democratische wereld, de Verenigde Staten van Amerika. In Europa is de herinvoering van de doodstraf geen issue meer. Ons continent heeft redenen om daar fier op te zijn. Voor de wetgever is het even taboe als pakweg de slavernij. De doodstraf afschaffen werd een voorwaarde voor toetreding tot de Europese Unie. Het werd zelfs een wijd verspreide reflex. Zo gaf miss Belgi� Ann Van Elsen ook blijk van morele schoonheid door de missverkiezingen in Nigeria te boycotten uit protest tegen de terdoodveroordeling van overspelige vrouwen in dat land. Toch blijft waakzaamheid geboden. Een recente VUB-bevraging leert dat Vlaamse jongeren massaal kiezen voor een harde aanpak van de criminaliteit. Bijna de helft spreekt zich uit voor de herinvoering van de doodstraf. Ook populistische politici pleiten daar vaak voor, zoals vorige week nog de Nederlandse minister Hilbrand Nawijn van de Lijst Pim Fortuyn. De eenvoudige regel �oog om oog, tand om tand� gaat er bij een deel van de bevolking nog altijd gemakkelijker in dan een genuanceerder discours dat gebaseerd is op medemenselijkheid en op de overtuiging dat de samenleving aan geen enkel individu de dood kan opleggen. Een beschaving is nooit verworven. Zij moet worden opgebouwd, doorgegeven en onderwezen. De geruisloze verharding onder een jeugd, die opgroeit in een vaderloze wereld waar return on investment en winstmaximalisatie de ultieme waarden zijn, verrast niet. Het medelijden voor iedere mens in stand houden, wordt een van de grootste uitdagingen voor onze beschaving in de eenentwintigste eeuw. Christenen hebben daar een grote opdracht.
Barmhartig omgaan met mensen die misdaden op hun geweten hebben, het blijft een moeilijke oefening. Het vraagt de overtuiging dat iedere mens, hoe zwaar zijn schuld ook is, na het uitboeten van zijn straf, recht krijgt op een tweede kans. En op dat punt moet ook onze samenleving de hand in eigen boezem steken. Onze overbevolkte strafinstellingen zijn een puinhoop. De onderbetaalde cipiers klagen over het personeelstekort. Zij weten als geen ander in welke erbarmelijke omstandigheden gedetineerden vaak worden vastgehouden. Gevangenen worden amper voorbereid op het leven na hun vrijlating. Vrijgelatenen worden weinig gesteund. Dat spreidt het bed voor nieuwe mislukkingen en recidivisme. De verharding uit zich ook in de onverbiddelijkheid van een samenleving die het niet de moeite vindt om te investeren in de mensen achter de tralies. Begrotingsminister Johan Vande Lanotte (SP.A) gaat daarin mee wanneer hij achter de schermen het aantal aalmoezeniers verminderd wil zien. Nochtans zijn zij voor heel wat gevangenen de enige menselijke toeverlaat.
Jan De Volder
|