De eeuw van de martelaren van de Italiaanse kerkhistoricus en stichter van Sant�Egidio, Andrea Riccardi, biedt een indringende studie van de christenvervolging in de 20ste eeuw. Ter gelegenheid van de Goede Week stelde de Sint-Egidiusgemeenschap van ons land het boek maandag in Brussel aan een publiek van ge�nteresseerden voor. Aansluitend daarop volgde in de Finisterrae-kerk een herdenking van geloofsgetuigen en martelaren. Onderstaande tekst is de ingekorte versie van de toespraak die Bert Claerhout bij de voorstelling van het boek hield.
De Brits-Amerikaanse auteur T.S. Eliot legt in zijn toneelstuk Murder in the Cathedral zijn hoofdpersonage Thomas Becket, de legendarische aartsbisschop van Canterbury, volgende uitspraak in de mond: ,,De ware martelaar is hij die een instrument van God is geworden. Voor zichzelf verlangt de martelaar niets. Zelfs niet de glorie van het martelaarschap.�� Becket stierf als martelaar op 29 december 1170, toen hij op bevel van de Engelse koning in zijn kathedraal werd vermoord.
Ruim achthonderd jaar later, op 24 maart 1980, werd ook Oscar Arnulfo Romero, de aartsbisschop van San Salvador, terwijl hij in de kapel van een kloosterkliniek de eucharistie voorging, door doodseskaders vermoord. Dat gebeurde in opdracht van het extreem-rechtse Salvadoraanse regime. Als �stem van de stemlozen� had Romero de armen en onderdrukten in zijn land tegen de onrechtvaardige politiek en het brute geweld van de machthebbers verdedigd.
Twee weken voor hij werd neergeschoten, vertelde Romero aan een Mexicaanse journalist wat hem te wachten stond: ,,Ik ben al vaak met de dood bedreigd, maar als christen weet ik dat er geen dood is zonder opstanding. Als ze me doden, zal ik herrijzen in het volk van El Salvador.�� Net als Becket in Eliots toneelstuk, benadrukte Romero dat het martelaarschap een genade is van God. ,,Ik geloof niet dat ik die genade verdien,�� beklemtoonde hij. ,,Maar als God mijn offer aanvaardt, laat mijn bloed dan zaad zijn voor de vrijheid. Een bisschop zal sterven, maar de kerk van God die bestaat uit het volk, zal nooit ten onder gaan.��
Niet alleen in El Salvador, ook in ons land wordt aartsbisschop Romero elk jaar herdacht. Telkens weer hoor je dan dat Romero niet dood is, maar voortleeft in de kerk, in de harten van de gelovigen. En dat geldt ook voor de andere miljoenen christelijke martelaren.
Sommige theologen zeggen wel eens dat de martelaren, in de aanvaarding van het hoogste offer, zijn gestorven nadat ze het �achtste sacrament� hadden ontvangen. Maar �martelaar� betekent in het oorspronkelijke Grieks niet zomaar de aanvaarding van de dood. �Martus� staat voor �getuige�: iemand die met zijn hele wezen, lichaam en ziel, getuigenis aflegt. Zoals Thomas Becket, Romero en anderen dat standvastig en eigenzinnig ter verdediging van God, het geloof en de waarheid hebben gedaan.
Door het martelaarschap een �genade van God� te noemen, hanteert Romero evenwel een taal die danig afwijkt van de vele sociologische en filosofische definities die onze postmoderne samenleving bij voorkeur gebruikt. �Genade� is voor velen een nietszeggende term, die hooguit verwijst naar vroegere tijden toen kerk en geloof een dominante rol speelden in de samenleving. Wellicht ook daarom wordt het begrip �martelaar� nu vaak afgedaan als een historische reliek uit de vroegchristelijke tijd of als een exotisch overblijfsel van de triomferende 19de-eeuwse kerk.
Hoe vooringenomen die veronderstellingen zijn, bewijst de lijvige historische studie van Andrea Riccardi. De titel ervan, De eeuw van de martelaren, is veelzeggend. Terwijl de westerse mens aan het einde van de 19de eeuw volop in de vooruitgang en de opkomst van een verdraagzame samenleving geloofde, toonde de 20ste eeuw op tragische wijze aan dat morele vooruitgang niet lineair verloopt en beslist niet evident is.
Tirannie�n en dictaturen waren nog maar verdreven of ze verschenen elders in nieuwe, maar daarom niet minder kwaadaardige vormen. Het nationalisme en de drang naar zelfbeschikking mondden uit in het fascisme van de jaren dertig. Het utopische gelijkheidsstreven van communisten en marxisten leidde tot de strafkampen van de goelag en de heropvoedingskampen van de culturele revolutie. De genociden in Cambodja en Rwanda, de burgeroorlogen in Afrika en in het voormalige Joegoslavi�, de gebeurtenissen van 11 september 2001, de oorlogen tegen Afghanistan en Irak� alles wijst erop dat we de les van Auschwitz niet hebben begrepen.
Te midden van dat geweld werden in de 20ste eeuw over de hele wereld christenen vervolgd, gemarteld en gedood. Voor Riccardi lijdt het geen twijfel dat de voorbije eeuw een �eeuw van martelaarschap� was. Vierhonderd bladzijden pakkende getuigenissen � vaak uit onuitgegeven bronnenmateriaal uit de Vaticaanse archieven �, historische achtergronden en analyses bewijzen dat. Ook zonder dat hij er een heldenboek van maakte, weet de auteur de lezer diep te raken. De vele aangrijpende verhalen van �nieuwe martelaren� � het Vaticaan spreekt liever van �geloofsgetuigen� � vormen immers niet alleen een indrukwekkend fresco van de christenvervolging in de 20ste eeuw, ze confronteren ons ook met de niet aflatende uitdaging van een toegewijd en ge�ngageerd leven.
Waarom werden zovele miljoenen christenen vervolgd? Riccardi somt tal van redenen op. Er waren de vervolgingen onder het communisme en het nazisme, er waren de oorlogen en etnische conflicten waarbij ook christenen waren betrokken. Vaak gingen achter die vervolgingen athe�stische en antiklerikale motieven schuil. Christenen werden vermoord omdat ze getuigden van een kerk die uit de samenleving moest worden verwijderd.
In andere gevallen keerde het geweld zich om materi�le of toevallige redenen tegen de christenen. Soms ook werden christenen door andere christenen omgebracht, zoals in Rwanda, toen Hutu�s en Tutsi�s elkaar afslachtten. Ten slotte werden heel wat vrouwen geviseerd omdat ze zich tegen fysiek geweld, vernederingen en verkrachtingen verzetten. Ze worden �martyres puritatis� of �martelaren van de zuiverheid� genoemd. Het prototype van hen is Maria Goretti, een Italiaans boerenmeisje dat in 1902 bij een poging tot aanranding werd vermoord. Met haar verzet verdedigde ze in naam van het geloof de waardigheid van haar persoon tegen seksuele agressie en mannelijke overheersing � typische fenomenen niet alleen voor vroegere tijden, maar ook voor onze tijd.
Ik kan hier onmogelijk ingaan op alle vormen van martelaarschap die Riccardi ter sprake brengt. Toch wil ik een groep van �geloofsgetuigen� speciaal vermelden, met name de missionarissen. Zij trokken naar de derde wereld om er de evangelische boodschap van vrede en gerechtigheid te verkondigen. Velen van hen bekochten dat engagement met hun leven.
Ons land kan bogen op een rijke traditie van missionering. Decennialang trokken paters en zusters, maar ook veel leken, naar alle uithoeken van de wereld. Elke parochie had zijn missionarissen. Vandaag hebben ook wij onze �geloofsgetuigen van de 20ste eeuw�, ik denk aan Serge Berten en Charles Deckers, naast vele anderen. Natuurlijk vinden we hun levensverhaal heldhaftig, maar waar blijven onze gulheid en ons idealisme om onze missionarissen, die ook nu in de derde wereld actief zijn, te steunen? Want met steun en solidariteit eren we tegelijk de nagedachtenis van onze �geloofsgetuigen-missionarissen�.
Riccardi merkt op dat zijn boek op het eerste gezicht een wereld toont van zwakken en verliezers. Een zachtmoedig volk dat de dood tegemoetgaat, omdat het christelijk is. ,,En toch,�� onderstreept hij, ,,juist wanneer hun zwakheid het grootst was, gaven christenen blijk van een bijzondere spirituele en morele kracht.�� Zij verzaakten niet aan het geloof, noch aan hun overtuiging om hun hachje te redden. Integendeel.
We horen tegenwoordig vaak dat de kerk moeilijke tijden doormaakt. Tegelijk leert de geschiedenis dat de kerk de voorbije tweeduizend jaar veel grotere crisissen heeft overleefd, doordat er altijd mensen waren die het de moeite waard vonden voor haar overleving te vechten en Jezus na te leven, tot in de dood toe. ,,Een martelaar is iemand die de dood van Jezus opnieuw sterft,�� schrijft de Latijns-Amerikaanse bevrijdingstheoloog Jon Sobrino in het jongste nummer van Concilium.
Vanuit dat perspectief is De eeuw van de martelaren een app�l aan elk van ons en aan onze kerk. In een tijd waarin opportunisme het meestal wint van trouw aan het gegeven woord, roepen sommige verhalen bij een aantal lezers ongetwijfeld enige g�ne op. Ik kan me indenken dat de geschiedenis van Maria Goretti velen anachronistisch in de oren klinkt. Gezien de losse seksuele omgangsvormen van nu, kost het hen moeite begrip op te brengen voor iemand die haar lichamelijke integriteit als een gave van God zag en die niet toestond dat die brutaal werd geschonden. Ook andere daden van christelijk verzet stijgen ver uit boven datgene waarmee wij, hedendaagse en angstige mensen, vertrouwd zijn. De gedachte dat sommigen iets de moeite waard vinden om ervoor te sterven, strookt niet meer met het huidige levensgevoel.
Het contrast met de martelaren, die door hun compromisloos engagement getuigenis van hun christen-zijn hebben afgelegd, is groot. We kunnen alleen hopen dat hun offer anderen inspireert het geloof ten volle te beleven. Op die manier werkt hun voorbeeld stimulerend over de dood heen. En is dat uiteindelijk niet, zoals aartsbisschop Romero het terecht verwoordde, de belangrijkste kracht van het martelaarschap: de overtuiging dat uit de dood nieuw leven ontstaat?
Bert Claerhout
|