Wie denkt dat kerstdag overal wordt gevierd heeft het mis. Zelfs in de hoofdstad van Europa zijn er mensen die niet kunnen delen in de feestvreugde, zelfs niet eens weten dat het Kerstmis is. Daarom organiseerde de Sint-Egidiusgemeenschap gisteren een heuse feestmaaltijd voor de daklozen van Brussel, 'die net als Christus nergens opgevangen worden'. De kalkoen en de gevulde appeltjes werden makkelijk verteerd, maar het meest van al viel de glimlach in de smaak.
Iets voor een uur staan twintig mensen met tassen en honden aan te schuiven voor de Onze Lieve Vrouw Finisterraekerk in Brussel. "Iedereen is welkom", vertelt Christien Janssens, vrijwilligster bij de Sint-Egidiusgemeenschap van Brussel, "maar niet iedereen kon komen. Een groot aantal is wellicht nog aan het slapen en anderen weten niet eens wat voor dag het is. Probeer het maar eens te onthouden zonder kalender of horloge." Maar voor zij die er wel zijn, zijn er cadeautjes eten en drinken genoeg.
Het volk blijft toestromen in de kerk, waardoor alle plaatsen algauw bezet geraken. Ouderen met tassen vol kleren, mannen met honden en vrouwen met plastic zakjes vol gevonden etensrestjes. Een van hen valt op zijn knie�n als hij de kerk binnenkomt. "Thank you god" roept hij uit, maar bedenkt zich dan dat het vooral de vrijwilligers zijn die hij dient te bedanken. Met vol gemoed breekt hij het brood en wenst zijn disgenoten stuk voor stuk een zalige kerst toe. Even later ligt hij met zijn gezicht op zijn bord te slapen. "Hij heeft iets te veel op vrees ik."
Maar wie zich een daklozendiner voorstelt als een ongecontroleerde schranspartij heeft het mis. Sommige daklozen zijn zelfs een beetje kieskeurig. Danny eet alleen het vlees. De rest "kan hij niet verteren". Isidor kijkt misprijzend naar de gevulde appeltjes. "Ik hou niet van zoet", verontschuldigt hij zich. "Moet jij mijn appeltje misschien hebben?" Isidor is een knappe Fransman van een jaar of vijftig. Geef hem een pak en een aktetas en hij zou zo tussen de succesvolle zakenmannen even verderop in de Nieuwstraat kunnen gaan lopen. Daar liep hij ook, een paar jaar geleden, voor zijn vriendin hem beroofde van alles wat hij had en naar de VS vertrok. Van de ene op de andere dag was Isidor zijn huis, zijn geld, zijn kinderen, zijn leven kwijt. "Ik dacht dat mijn kaart stuk was", vertelt hij, "dus ik ging naar de bank. Daar vertelden ze dat al het geld van mijn rekening was gehaald." Hij wendt zijn gezicht af en vervolgt: "Ik ben een rustige man, maar als ik daaraan denk, krijg ik het heet."
"Veel daklozen kijken hier zo lang van op voorhand naar uit dat het sowieso een succes wordt. Het is voor hen niet alledaags dat ze zo'n kerstfeest mogen meemaken. Dat het geen restjes zijn, maar lekker en verzorgd eten is, tilt hen een beetje uit hun problemen op", zegt Christien, vrijwilligster bij de Egidiusgemeenschap die het feestmaal organiseert. "Ze voelen zich als het ware verheven." Tom is kennelijk de hofnar van de bende. "Ik heb de koningin gebeld", vertelt hij zijn makkers, "om haar te zeggen dat ze haar kroon moet afstaan aan dat meisje, dat zij de echte koningin is." Hij wijst in de richting van de vrijwilligster die met een grote plateau vol borden komt aangelopen. Ze heeft het niet gehoord, maar lacht hem niettemin vriendelijk toe. "Het belangrijkste van dit etentje is niet het eten zelf", verklaart Janssens, "maar het menselijk contact. Dat ze worden aangesproken, toegelachen, aanvaard voor wie ze zijn. Voor ons is dat allemaal vanzelfsprekend, maar dat is het allerminst voor hen."
Ook de Brusselse bisschop Jozef De Kesel heeft zich bij de daklozen aan tafel vervoegd. Hij vertelt hen over de opmerkelijke gelijkenis tussen Jezus en zijzelf. "Net als jullie vond het arme gezin van de zoon van God geen onderdak en was het enkel de herbergier die medelijden had met de drie. Die herbergier willen wij vandaag een beetje zijn." Het verhaal slaat aan. "Ik geloof in mirakels", zegt Isidor. "Ik heb ze meegemaakt: mensen die me op straat zagen liggen en zonder iets te vragen eten, onderdak en verse kleren hebben gegeven. Ja, er zijn nog genoeg goede mensen op de wereld."
Onder de kerstboom liggen honderd pakjes te lonken naar de gasten, die op het einde van het diner worden verdeeld. Grote rode truien, sjaals, dekens en toiletgerief voor de dames komen tevoorschijn uit het papier. "Prachtig", bewondert Danny zijn veel te kleine fleece trui, "zo een heb ik al altijd gewild." En na de pakjes volgen traditioneel de kussen en die worden, zo mogelijk, met nog meer smaak ontvangen dan het eten. Als het afscheid nadert, kan Tom zijn tong niet meer bedwingen. "Zeg, wil je mij geen lening geven", vraagt hij de pastoor, "dan kan ik naar Egypte, naar de farao's. Alleen de heenvlucht, ik kom wel te voet terug. Ik kan mijn plan wel trekken."
|