In Bagdad vonden onlangs negen sjiitische kinderen de dood. Ze waren aan het voetballen op een sportterrein toen daar bommen afgingen. Wie viseert een speelterrein? Welk doel rechtvaardigt geweld dat kinderen en hun dromen uiteenrijt? Het dagelijkse geweld in Irak kreeg onderhand het statuut van fait divers.
In Kana in Zuid-Libanon stierven nog meer kinderen. Hun dood wekte door de grote media-aandacht wel de verontwaardiging van de wereldgemeenschap. In al die slachtoffers zien we het drama van zoveel kinderen in het Midden-Oosten. Of ze nu Iraaks zijn of Libanees, Palestijns of Isra�lisch, joods, christelijk of islamitisch.
Die dode kinderen tonen het barbaarse gezicht van de terreur en doorprikken de illusie van propere oorlogvoering. Ze wijzen erop hoe onze tijd, die getekend wordt door de ontwikkeling van humanitair recht, elementaire ethische codes verkracht. Het verhaal van de Marokkaanse terrorist Merzoug die de trekker van zijn wapen waarmee hij op joodse kinderen in Rabat richtte, niet kon overhalen toen zijn blik die van zijn slachtoffertje kruiste, is helaas een zeldzaamheid. Kinderen worden almaar minder ontzien: ze vormen slachtoffers bij 'collaterale' schade of zijn zelfs een expliciet doelwit. Denk aan de gijzeling in Beslan, waarvan we op 1 september de trieste tweede verjaardag gedenken.
Ons netvlies raakt gewoon aan de dagelijkse stroom beelden van geweld, terreur en vergelding. Met de machteloze gewenning gaat de illusie gepaard dat dit geweld ver van ons blijft en het gezapige leven niet werkelijk verstoort. Of weten we beter? Met iedere aanslag, dode of gewonde nemen haat en angst toe. De groeiende kloof tussen Isra�li's en Arabieren, tussen de verschillende gemeenschappen in Irak en Libanon, tussen de islamitische en de westerse wereld is zwanger van erger geweld. Iedere partij heeft haar verhaal van aangedaan onrecht en toekomstige dreiging, dat meer geweld lijkt te rechtvaardigen.
Wat vermogen Europeanen, als ze meer willen zijn dan machteloze toeschouwers? In een viriele reactie denken sommigen hun engagement te tonen door een kant te kiezen, het geweld van de enen te verschonen en de anderen te demoniseren. Dat houdt de onmenselijke spiraal van haat en vrees, wraak en vergelding in stand. De grote vraag lijkt mij te zijn hoe je ge�ngageerd kunt zijn zonder een kant te kiezen, tenzij die van de vrede. Hoe kunnen wij haar dienen?
Europa beschikt over een vredeskapitaal, als les van twee wereldoorlogen, die het aan de rand van de zelfvernietiging brachten en de uitroeiing van Armeni�rs, joden en zigeuners met zich brachten. De Europese Unie schenkt vrede aan dit continent, maar is ook een model voor andere regio's om tegenstellingen en conflicten te overstijgen. Europa beschikt over antilichamen tegen de oorlog, in de wijsheid dat die zelden iets oplost maar vaak de kiem draagt voor toekomstig geweld. Dat bleek bij het massale verzet tegen de oorlogsplannen in Irak. Bleek ondertussen niet overvloedig hoezeer het vredeskamp toen het gelijk aan zijn kant had?
Het probleem van Europa is evenwel dat zijn vredeswil, niet geheel ten onrechte, vaak als een zwaktebod wordt gezien, als een dekmantel van verdeeldheid of onverantwoordelijkheid. De vraag rijst hoe Europa meer kan wegen, zonder de recepten van de brute machtspolitiek te delen. Hoe kunnen we de geloofwaardigheid van 'soft power' laten gelden ten opzichte van de 'hard power', waarvan de limieten in de strijd tegen de terreur stilaan voor iedereen duidelijk moeten zijn?
Er is meer vindingrijkheid, doorzicht en hart nodig om de strategie van de vrede te dienen. Onze wereld heeft behoefte aan politici en burgers die de droom van de vrede gestalte geven. Die duidelijk maken dat vrede geen utopie voor na�evelingen is, maar wel zoveel redelijker dan de oorlog. Wie durft vandaag te geloven in de droom die de Italiaanse priester-politicus Luigi Sturzo een kleine eeuw geleden formuleerde: de banning van de oorlog als middel om conflicten te beslechten, net zoals de mensheid ooit de slavernij afschafte?
Hilde Kieboom
|