De voorbije dagen was ik in het Italiaanse Assisi, waar de Sint-Egidiusgemeenschap haar jaarlijkse interreligieuze meeting voor de vrede organiseerde. Driehonderd vertegenwoordigers van de wereldgodsdiensten dachten er na over de grote vraagstukken van onze tijd: over de toekomst van Libanon en het Midden-Oosten, over de rol van de godsdiensten ten aanzien van aids en andere humanitaire crisissen, of over het moeizame streven van de wereldgemeenschap om de armoede te verbannen.
De deelnemers maakten er de moeilijke oefening om zich in te leven in het gezichtspunt van de ander en om hun maatschappelijke relevantie te toetsen aan de grote mondiale uitdagingen van vandaag. Dat gebeurde niet toevallig in de lieflijke stad van de heilige Franciscus, die "bekeerde playboy" zoals de paus hem onlangs noemde, die zijn kruisvaartideaal liet vallen om in dialoog te treden met de sultan.
Precies twintig jaar geleden gaf paus Johannes Paulus II zijn moedige intu�tie gestalte dat de verschillende godsdiensten met elkaar in dialoog moesten treden in dienst van de vrede. Dat leek toen in 1986, nog voor het einde van de Koude Oorlog, een bizarre gedachte. Wat vermochten godsdiensten nog? Waren zij niet gedoemd om door de vooruitgang en de secularisering hun maatschappelijke rol te verliezen en uiteindelijk weg te kwijnen?
Het liep echter anders. De onverwachte terugkomst van de godsdienst, juist na het verdwijnen van de ideologie�n, is een van de markantste aspecten van dit tijdsgewricht. De elfseptemberaanslagen van vijf jaar geleden overtuigden velen, van wereldleiders tot de man achter de toog, er plots van dat de godsdiensten bepalend zijn voor oorlog of vrede. Een grote behoefte aan ontmoeting en interreligieuze dialoog deed zich voelen. Ondanks de vele interreligieuze bijeenkomsten die her en der georganiseerd werden, bleven de deelnemers en het publiek vaak op hun honger. Dialoog is immers geen tovermiddel dat terreur of geweld plotsklaps doet verdwijnen, zoals sommigen teleurgesteld of cynisch constateren.
Het is wel het enige antidotum dat in staat is om geleidelijk aan de schrik voor de andere en het daarmee gepaard gaande potenti�le geweld in het hart van de mensen weg te nemen.
Een vriendschappelijke dialoog met de andersgelovige hoeft niet te leiden tot de relativering van de eigen overtuiging, maar scherpt in alle partners het bewustzijn aan dat er geen monopolies zijn in de zingevingssystemen en dat ze samen verder moeten als ze deze planeet bewoonbaar willen houden voor de volgende generaties. Allen staan ze voor de uitdaging om maatschappelijk relevant te zijn, zonder in een gesloten fundamentalisme te vervallen dat het samenleven in complexiteit onmogelijk acht.
De 'geest van Assisi' is gedurende twintig jaar gerijpt en heeft geleid tot een uniek netwerk van kardinalen, moefti's, rabbijnen en patriarchen en andere geestelijke leiders, dat wellicht nooit voorheen in de geschiedenis heeft bestaan. Ook niet-gelovige politici, journalisten of intellectuelen maken er graag deel van uit.
In een tijd waarin de terreur vaak onverwacht als een bliksem toeslaat, waarin oorlogen als orkanen woeden en donkere onweerswolken, al dan niet in de vorm van een paddenstoel, aan de horizon verschijnen, waait die wind uit Assisi als een zachte en deugddoende bries. Want op een ogenblik waarop almaar meer mensen vinden dat de speeltijd voorbij is, dat het uur is gekomen zich te bewapenen en de vijand te bevechten, laat die zien en voelen dat een andere toekomst mogelijk is, dat samenleven in vrede en respect geen ijdele hoop hoeft te zijn. Als de geest van Assisi niet bestond, hadden ze die dringend moeten uitvinden. Het kan na�ef klinken, maar ik ben ervan overtuigd dat hij de mensen meer beschermt dan je met het blote oog kunt vaststellen.
|