Comunità di S.Egidio


 

21/09/2006


Eurafrika

 

Weer zo'n berichtje in de krant. Zondag zonk in de Middellandse Zee, halfweg tussen het Afrikaanse vasteland en het Italiaanse eilandje Lampedusa, een bootje met vermoedelijk vijfentwintig Afrikaanse vluchtelingen. Tien van hen werden door Tunesische schepen gered. De rest verdronk. Vijftien lijken in de zee.

Diezelfde zee die doorkliefd wordt door cruiseschepen met aan boord kapitaalkrachtige senioren, diezelfde zee waar aan de noordelijke oever de toeristen verkoeling zoeken. Een recent tv-beeld staat me voor ogen: blanke vrouwen in bikini en enigszins buikige mannen in zwembroek, nog blinkend van de zonnecr�me, bekommeren zich op het strand van Tenerife over enkele haveloze Afrikaanse bootvluchtelingen, de blik nog glazig van de getrotseerde gevaren. Een absurde ontmoeting tussen twee werelden.

Wie waren die vijftien onfortuinlijken die verdronken ter hoogte van Malta? Hoe lang was de tocht die ze er al op hadden zitten door wouden en woestijnen? Was hun familie op de hoogte van hun plannen? Wat vroegen ze in hun christelijke of islamitische gebeden aan God? Welk beeld hadden ze precies van Europa?

We zullen het nooit weten. Slechts enkelingen ontsnappen aan de anonimiteit van de stroom die zich dagelijks in beweging zet van zuid naar noord. We kennen Oulematou, de kinderoppas zonder papieren die in Antwerpen wat geld probeerde te verdienen voor haar kind in Mali tot haar pad dat van een moorddadige racist kruiste. We kennen Samira, die morgen acht jaar geleden stopte met ademen onder het kussen dat haar bij haar repatri�ring het zwijgen moest opleggen. Wie weet herinneren we ons Yaguine en Fod� nog, die hoog in de lucht richting Brussel doodvroren in een landingsgestel. Die twee jongens uit het straatarme Conakry schreven in hun testament aan de 'heren van Europa' wat hen dreef. Ze hadden het over oorlog, ziekten, gebrekkig onderwijs, de armoede van hun ouders. Ze eindigden: "Dus als u ziet dat wij ons opofferen en ons leven riskeren, dan is dat omdat wij in Afrika te veel lijden en wij uw hulp nodig hebben om te strijden tegen de armoede en een einde te maken aan de oorlog in Afrika."

Wat heeft Europa met die schreeuw om hulp gedaan? Onze reactie blijft er in grote mate een van zelfverdediging: hogere prikkeldraad in Ceuta en Melilla, meer patrouilleschepen op zee, hoogtechnologische bewakingsapparatuur, een restrictieve visapolitiek. De film The March uit 1990, die allegorisch de Afrikaanse mensenstroom richting Europa in beeld bracht, voorspelde Europees kanonvuur op de kusten van Gibraltar. Zover zijn we nog niet, maar veel scheelt het niet meer. Nochtans moeten we beseffen dat geen prikkeldraad of muur de jongere zal tegenhouden die niet weet wat zijn familie morgen zal eten. Miljoenen jongeren willen vertrekken en hun gedroomde bestemming is Europa, blijkens de recente rapporten van het VN-bevolkingsfonds en de Wereldbank, die deze krant zaterdag terecht op de frontpagina bracht.

Er is maar ��n weg om die stroom in te dijken. Dat is een massale investering van mensen, middelen en energie�n in het Zuiden om de levensomstandigheden ter plekke te verbeteren. "Alleen dankzij het Marshallplan zijn de Italianen gestopt met emigreren", hoorde ik onlangs Walter Veltroni, de burgemeester van Rome, zeggen. Waar blijft het Europese Marshallplan voor Afrika? De initiatieven van Europees commissaris Louis Michel of de Belgische inspanningen om Congo te stabiliseren zijn stappen in de goede richting. Maar het moet nog veel meer, massaler, doelgerichter, en vooral gepassioneerder. Eurafrika, een sterk partnerschap tussen Europa en Afrika, is in het belang van onze beide continenten.

Dat is geen na�eve wereldverbeteraarsdrang, dat is ook welbegrepen eigenbelang. Waar zijn de politici die dat aan de Europeanen duidelijk durven te maken?

Hilde Kieboom