Comunità di S.Egidio


 

22/03/2007


Hoop op vrede in Ivoorkust

 

Krijgt het West-Afrikaanse land Ivoorkust na vijf jaar conflict uitzicht op vrede? We mogen het hopen. Begin deze maand ondertekenden president Laurent Gbagbo en rebellenleider Guillaume Soro een vredesakkoord in buurland Burkina Faso. Dat moet een einde maken aan de tweedeling van het land, de legers verenigen en eerlijke verkiezingen voor het einde van het jaar mogelijk maken. Dat dat akkoord bij ons amper de media haalde - het siert deze krant dat ze er als enige wat dieper op inging - is misschien normaal te noemen. Waarom zou je wakker liggen van Ivoorkust? Maar toch, het bevordert het wrange gevoel dat zo'n land ons maar interesseert in zoverre het spelers aanlevert voor onze voetbalclubs.

Ivoorkust is nochtans geen onbelangrijk land. Decennia lang gold het als een toonbeeld van stabiliteit en ontwikkeling. Het was de parel van de Franse ex-kolonies. Sinds de mislukte staatsgreep tegen president Gbagbo en de burgeroorlog van het najaar 2002 controleren opstandelingen van de Forces nouvelles het noorden van het land. Franse en VN-troepen zien sinds 2003 toe op de bufferzone tussen de twee gebieden. Het conflict straalde negatief af op de hele regio. Ivoorkust - met zijn cacao- en koffieplantages, zijn havens, zijn naar Afrikaanse normen degelijke transportmogelijkheden - was immers een economische motor tot ver buiten de grenzen.

Ook de socio-politieke gevolgen waren verstrekkend. Ivoorkust is immers bij uitstek een immigratieland, liefst een derde van de bevolking is afkomstig van elders. Juist de nefaste discussie over de ivoirit� lag, samen met de economische achterstelling van de noordelijke provincies, aan de basis van de grote crisis. Dat gevaarlijke concept van nationale zuiverheid sloot vele kandidaten uit van het presidentschap - geviseerd werd vooral de populaire Alassane Outtara die zijn roots in Burkina heeft - en maakte ook de gewone migrant tot slachtoffer van discriminatie.

Dat oorlog altijd het lelijkste uit de mens naar boven haalt, werd ook hier duidelijk. Een recent Amnestyrapport hekelt de talrijke schendingen van de mensenrechten, met name groepsverkrachtingen van jonge meisjes, aan beide zijden van de bestandslijn. Ook de verstandhouding tussen christenen en moslims kwam onder druk. Hoewel die twee groepen in West-Afrika traditioneel goed samenleven, kon het conflict door de gespannen internationale context gemakkelijk worden opgepookt als een uiting van de 'botsende beschavingen'.

Ik had zelf de kans om me in de verschillende aspecten van de Ivoriaanse crisis te verdiepen en de hoofdrolspelers ervan te leren kennen, toen ik in 2003 mee aanzat aan de onderhandelingstafel in het Franse Marcoussis. De Franse regering deed toen een beroep op de expertise van de Sint-Egidiusgemeenschap inzake conflictbemiddeling in Afrika. Overigens stond ook bij de jongste onderhandelingen een delegatie van Sant'Egidio de Burkinese president Blaise Compaor� als facilitator bij. Het akkoord van Marcoussis maakte wel een einde aan het bloedvergieten, maar bracht geen definitieve verzoening. Nadien probeerden ook onder meer de Gemeenschap van West-Afrikaanse staten (Cedeao) en de Afrikaanse Unie te bemiddelen, maar zonder veel succes.

Waarom zou het akkoord van deze maand dan wel de hoop op verzoening en vrede wettigen?

Vooral omdat het werd bereikt na een directe dialoog tussen de leiders van beide kampen. Die konden in alle discretie hun tijd nemen, de gesprekken duurden wekenlang. Niet alleen technische aspecten kwamen aan bod - de grondwetswijziging, de voorbereiding van democratische verkiezingen, de vorming van een eengemaakt leger, het openen van de grens tussen noord en zuid, het vertrek van de VN-blauwhelmen, onpartijdigheid van de media... - maar er was ook ruimte voor menselijke en psychologische facetten: de leiders van de partijen hadden immers de moeilijke taak ook hun achterban te overtuigen. Die hoeft niet langer de indruk te hebben dat het akkoord tegen hun wil door de internationale gemeenschap werd opgedrongen. De taal zegt veel: "les rebelles" werden "nos fr�res qui ont pris les armes". Het geduld van de onderhandelaars en het vermijden van iedere tijdsdruk maakten die dynamiek mogelijk.

Die hoopvolle ontwikkeling maakt duidelijk dat het onverantwoordelijk is om gelaten te doen over de algemene situatie in Afrika, alsof daar niets mogelijk is. De grootste vijand van Afrika is het pessimisme, zowel dat van de westerlingen als dat van de Afrikanen zelf. Afrika vooruithelpen vereist de nederigheid en het taaie geduld om zich in de verschillende situaties te verdiepen, de complexiteit en de eigen dynamiek ervan te doorgronden en de opportuniteiten te benutten. Dat vergt cultuur, inzicht, passie en politieke wil in meer kringen in Afrika en Europa dan nu het geval is. Alleen zo kan de doem over Afrika worden gebroken.

Nu maar hopen dat de rationaliteit van de vrede het haalt op de bestialiteit van de oorlog en dat alle Ivorianen snel weer fier kunnen zijn op hun multi-etnische land met een lange traditie van gastvrijheid en tolerantie.

Hilde Kieboom is voorzitster van de Sint-Egidiusgemeenschap in Antwerpen. Voor De Gedachte schrijft ze om de twee weken een opiniestuk.

Hilde Kieboom