Terwijl Petrus beneden op de binnenplaats was, kwam daar een slavin van de hogepriester aan. Toen ze Petrus zag, die zich zat te warmen, keek ze hem aan en zei : � Jij was ook bij die Jezus van Nazaret. � Maar hij ontkende dat : � Ik weet niet, ik begrijp niet waar je het over hebt. � En hij ging naar buiten naar de voorhof. En er kraaide een haan. Toen de slavin hem daar zag, begon ze opnieuw en zei tegen de omstanders : � Dat is een van hen. � Hij ontkende opnieuw. Na een tijdje zeiden de omstanders op hun beurt tegen Petrus : � Jij hoort inderdaad bij Hem, want je bent ook een Galilee�r. � Hij begon te vloeken en te zweren : � Ik ken die man niet over wie jullie het hebben. � Meteen kraaide voor de tweede keer de haan. En Petrus herinnerde zich wat Jezus hem gezegd had : � Voordat de haan twee keer kraait, zul je Me drie keer verloochenen. � Hij barstte in tranen uit.
(Mc 14, 66-72)
|

Duccio di Buoninsegna Il tradimento di Pietro
|
De samenzwering van de zwaarden en de knuppels is geen zaak van enkelingen. Het is niet iets van een handvol soldaten die een bevel uitvoeren of van enkele leiders. Stilaan sluit iedereen zich aan bij die golf die de overhand krijgt. Ieder denkt aan zijn eigenbelang en schikt zich. Een dienstmeisje kijkt onderzoekend naar Petrus, die daar verkrampt van de schrik en de kou staat. Ze herkent hem als een van de volgelingen van Jezus. De andere aanwezigen komen bij de vrouw staan en zij begint aan iedereen te zeggen: "Hij daar was een van die vrienden van de Galilee�r." De golf van geweld groeit aan, de logica van de knuppels en de zwaarden breidt uit, de logica van de blinde liefde voor het eigenbelang neemt de overhand. Ze bekvechten, ze discussi�ren, ze slingeren die arme gevangene van de ene kant naar de andere. Enkel een haan herinnert Petrus aan Jezus" woorden: �Voordat de haan twee keer kraait, zul je me drie keer verloochenen�. Alleen wanneer we Jezus" woord herinneren en beleven, vinden we onze menselijkheid terug, die ons in staat stelt te wenen. In Rome vereert men de apostel Petrus, die als martelaar gestorven is. Wat een lange weg heeft die leerling afgelegd, sinds die nacht van Getsemane, waar hij zich op die binnenplaats stond te warmen. Hij deed daar alsof hij hen niet begreep, wanneer ze beweerden dat hij een van de leerlingen was. Wij schamen ons er niet voor hem te beschouwen als de eerste apostel, hoewel hij schrik heeft gehad en de Meester niet erkend heeft. Voor ons is hij de eerste apostel, hoewel hij zijn Meester en zijn Heer in de steek liet en lang weerstand bood alvorens in tranen uit te barsten. Veel christenen zijn net zo : ze hebben schrik, ze willen geen Heer volgen die overdrijft, ze willen Hem niet als hij lijdt, als hij ons betrekt in een al te engagerend avontuur. Jammer genoeg zijn wij net zo. Deze geschiedenis van Petrus stemt ons droevig, want ze gaat over onze zwakte. De herinnering aan de apostel, die als martelaar gestorven is, maakt ons duidelijk welke lange weg hij heeft afgelegd. De weg van het kruis, de weg van vertrouwen, weg van het Evangelie. Wij hebben nog een lange weg te gaan, doorheen tranen, bekering, vreugde en geloof. De weg van de leerlingen is lang. Deze weg kunnen we echter niet triomfantelijk afleggen alsof we helden zijn, in de stijl van wat Petrus aan Jezus gezegd had. Het is de weg van het kruis, de weg van de liefde, de weg van Jezus.
|