Comunità di S.Egidio

Goede Week 2002
Kruisweg


I statie
De laatste nacht van een terdoodveroordeelde

Toen zei Jezus tegen hen: 'Deze nacht nog zullen jullie allemaal ten val komen vanwege Mij, want er staat geschreven: Ik zal de herder treffen, en de schapen van de kudde zullen verstrooid worden. Maar na mijn opwekking zal Ik jullie voorgaan naar Galilea.' Petrus reageerde daarop en zei: 'Al komen ze allemaal ten val vanwege U, ik zal nooit ten val komen.' Jezus zei Hem: 'Ik verzeker je, in deze nacht, nog voordat de haan kraait, zul je Me drie keer verloochenen.' Petrus zei Hem: 'Ook al moet ik samen met U sterven, ik zal U niet verloochenen.' In deze trant spraken alle leerlingen.

Toen ging Jezus met hen naar een plek die Getsemane genoemd wordt, en Hij zei tegen zijn leerlingen: 'Ga hier zitten, terwijl Ik daar ga bidden.' Hij nam Petrus en de twee zonen van Zebede�s met zich mee en begon bedrukt en onrustig te worden. Toen zei Hij tegen hen: 'Ik ben dodelijk bedroefd. Blijf hier, en blijf wakker met Mij.' Hij ging een eindje verder, wierp zich voorover en bad: 'Mijn Vader, als het mogelijk is, laat deze beker dan aan Mij voorbijgaan. Maar niet zoals Ik wil, maar zoals U wilt.' Hij ging terug naar de leerlingen en vond hen in slaap, en Hij zei tegen Petrus: 'Konden jullie dan niet ��n uur wakker blijven met mij? Blijf wakker en bid dat jullie in de beproeving niet bezwijken. De geest is wel van goede wil, maar het vlees is zwak.' En weer, voor de tweede maal, ging hij bidden: 'Mijn Vader, als het niet mogelijk is dat deze beker voorbijgaat zonder dat ik hem drink, laat uw wil dan geschieden.' Toen Hij terugkwam, vond Hij hen wederom in slaap, want hun ogen waren zwaar. Hij liet hen achter en ging opnieuw bidden, voor de derde keer, met weer dezelfde woorden. Toen kwam Hij naar de leerlingen en zei tegen hen: 'Slaap nu maar rustig verder. Nu is het uur nabij dat de Mensenzoon wordt overgeleverd in de handen van zondaars. Sta op, laten we gaan. Kijk, hij die Mij overlevert, komt eraan.'
(Mt 26, 31-46)


Duccio di Buoninsegna
Preghiera nell'orto degli ulivi


's Nachts, in een buitenwijk van de stad Jeruzalem, kan een man de slaap niet vatten. Voor Hij zich alleen terug trok, had Hij zijn gevoelens toevertrouwd aan zijn vrienden: 'Ik ben dodelijk bedroefd'. Inderdaad, het spook van de dood doemt voor hem op. De haat, die Hem al sinds Galilea achtervolgt, is in een samenzwering uitgemond. Een van de twaalf, Judas Iskariot, een van zijn vrienden, had een akkoord gesloten met de hogepriesters, voor een beloning van dertig zilverstukken. Dat is de prijs voor zijn medewerking. Het evangelie zegt immers dat hij vanaf toen een gunstig moment zocht om Hem over te leveren. En ook tijdens het avondmaal blijft Judas bij Jezus, ook al is hij betrokken bij de samenzwering.

Jezus had zichzelf kunnen redden en uit Jeruzalem weggaan. Hij had kunnen vluchten: als Hij wilde, kon Hij ontsnappen aan de samenzwering die op handen was. Hij had de benen kunnen nemen, langs die weg van Jeruzalem naar Jericho, waar Hij de ontmoeting van de Barmhartige Samaritaan en de halfdode man had gesitueerd. Deze weg leidde naar afgelegen en verlaten gebieden, de streek waar Johannes de Doper had gepredikt. Als hij Jeruzalem ontvluchtte, kon Hij zichzelf misschien redden. Maar dat doet Hij niet.

'Het is niet goed dat een profeet buiten Jeruzalem moet sterven'. Een profeet heeft iets te zeggen met Pasen. Jezus is in Jeruzalem om aan iedereen zijn evangelie bekend te maken. Daarom willen ze Hem vermoorden. Misschien waren ze ook wel opgelucht geweest als Hij gevlucht was. Dan hadden ze kunnen zeggen dat Hij een valse profeet was, een grootspreker. Maar Jezus wil zijn evangelie en zijn vrienden niet verraden. Hij blijft en Hij geeft zijn leven. Hij probeert zichzelf niet te redden.

Jezus gaat niet weg uit Jeruzalem: weggaan betekent verzaken aan het fundament van zijn leven. Hij wil hiermee geen daad van heldenmoed stellen. Zelfs Paulus vlucht via de stadsmuur weg uit Damascus. Jezus moet zijn blijde boodschap aan iedereen verkondigen. De menigte wacht op Hem. Daarom blijft Hij in Jeruzalem en zo treffen we Hem 's nachts aan, op enkele honderden meter van de stadsmuur, in een tuin met zicht op de stad. De lichten doven en de duisternis valt. Wat zal de duisternis voor Jezus brengen? 's Nachts verliezen de dingen hun dimensie, ze worden groter, de dreiging wordt concreter, waanbeelden duiken op. Dat alles voltrekt zich in eenzaamheid, want Jezus is heel alleen.

'Blijf hier en blijf wakker met Mij' - vraagt Jezus aan zijn vrienden. Maar hij had hen al zoveel gezegd! Zij zijn gewend geraakt aan zijn manier van spreken. Ze vinden misschien dat Hij overdrijft. Voor Hem werd immers elk klein probleempje, elk niemendal, iets groots ; elke discussie werd een drama. De leerlingen zijn eraan gewend geraakt en met de nodige handigheid nemen ze zijn woorden niet al te ernstig. Hij is dodelijk bedroefd: 'Hij zal wel overdrijven!' - zullen ze gedacht hebben. En ze vallen allemaal in slaap. De meester overdrijft. Overdag werkte Hij en 's nachts sliep Hij niet veel. De laatste tijd zag Hij overal gevaren, Hij dramatiseerde alles. Hoe dikwijls zullen ze gedacht hebben, ook al schaamden ze zich een beetje: 'We zouden wat meer tijd voor onszelf moeten hebben', 'We zouden ons een beetje moeten ontspannen'. Jezus sprak, maar soms waren zijn woorden als regendruppels, die de binnenkant niet nat maken, die niet doorweken.

De leerlingen kunnen hun ogen niet meer open houden. Het is begrijpelijk dat ze moe zijn. Jezus blijft alleen achter. Hoe meer hij nadenkt, hoe zekerder hij wordt dat dit zijn laatste nacht is als vrij man. Er is niemand om Hem te troosten. Ze hebben Hem allemaal in de steek gelaten en zijn vriend, die tot gisteren nog bij Hem was, is hem aan het verraden. Een andere vriend, Petrus, slaapt. 'Mijn Vader, als het mogelijk is, laat deze beker dan aan Mij voorbij gaan'. Jezus wil niet sterven, hij wil leven. Hij is zoals een terdoodveroordeelde, die het leven dat hem gaat ontnomen worden, innig liefheeft. Hij denkt terug aan zijn dorp, aan Galilea, aan zijn vrienden. Hij denkt aan het werk dat Hij nog moet verrichten, aan zijn leerlingen die nog zo kwetsbaar zijn. Zullen ze wel in staat zijn om zijn evangelie uit te dragen? Hij denkt terug aan de menigte die naar Hem op zoek was. 'Laat deze beker aan Mij voorbijgaan' - smeekt hij.

In zijn gebed vinden we geen spoor van twijfel aan de liefde van God, die Hij Vader noemt. Meer nog, in die donkere nacht van de eenzaamheid, is dat het enige waarvan Hij zeker is: de liefde van de Vader: 'Mijn Vader, als het niet mogelijk is dat deze beker voorbijgaat zonder dat Ik hem drink, laat uw wil dan geschieden'. Jezus herhaalt dit gebed drie keer, dan staat Hij op en gaat naar de leerlingen. Hij ziet dat hun grote vriendschap en hun verlangen om voor Hem te sterven wegkwijnen in een diepe slaap. Nu is Jezus alleen: vriend en vijand hebben hem verlaten. De weg naar Jericho is niet ver van die tuin. Hij kan vluchten voor wat Hem te wachten staat. Maar Jezus staat op. Hij gaat niet weg. Hij richt de blik naar Jeruzalem en Hij hoort stappen: 'Kijk, hij die Mij overlevert, komt eraan'.


Home page

Previous page