Comunità di S.Egidio

Goede Week 2002
Kruisweg


III statie
Jezus in het paleis

De hogepriesters en heel het Sanhedrin zochten valse getuigenissen tegen Jezus om Hem ter dood te kunnen brengen. Maar ze vonden niets, hoewel er veel valse getuigen naar voren traden. Tenslotte kwamen er twee naar voren die verklaarden: 'Die man heeft gezegd: "Ik kan de tempel van God afbreken en in drie dagen opbouwen."' De hogepriester ging staan en zei tegen Hem: 'U antwoordt niets? Wat brengen ze wel niet tegen U in?' Maar Jezus bleef zwijgen. De hogepriester zei tegen Hem: 'Ik bezweer U bij de levende God dat U ons zegt of U de Messias bent, de Zoon van God.' Jezus zei tegen Hem: 'U hebt het gezegd. Maar ik zeg u: vanaf nu zult u de Mensenzoon zien, gezeten aan de rechterhand van de Macht en komend op de wolken van de hemel.' Toen scheurde de hogepriester zijn kleren en zei: 'Hij heeft God gelasterd. Waarvoor hebben we nog getuigen nodig? U hebt nu toch de godslastering gehoord. Wat vindt u?' Ze gaven ten antwoord: 'Hij verdient de doodstraf.' Toen spuwden ze Hem in het gezicht en sloegen Hem. Anderen sloegen Hem met een stok en zeiden: 'Profeteer nu eens voor ons, Messias. Wie was het die je geslagen heeft?'
(Mt 26, 59-67)


Duccio di Buoninsegna
Ges� davanti ai sommi sacerdoti


Jezus wordt gearresteerd door arme mensen, die onder leiding stonden van de schriftgeleerden en de oudsten van het volk. Jezus had hen niet als vijanden behandeld. Zelfs Judas was hij niet vijandig gezind. Hij had ooit aan zijn leerlingen gezegd: 'Ik zeg jullie een zaak niet uit te vechten met iemand die je kwaad heeft gedaan. Maar als iemand jou een klap op je rechterwang geeft, houd hem dan ook de andere voor. Als iemand een geding tegen je aanspant om je hemd te krijgen, geef hem dan ook je jas. Als iemand je dwingt hem een mijl te begeleiden, ga er dan twee met hem mee'.

De tuin waar Jezus wordt aangehouden ligt nog geen twee mijl verwijderd van het paleis van de hogepriester. Gedwee laat Hij er zich naartoe voeren. In dit paleis vindt een beschamend schouwspel plaats. De religieuze autoriteiten zijn op zoek naar valse getuigenissen om Hem ter dood te veroordelen. Ze zijn er op gebrand, zoals enkel sommige godsdienstige mensen of rechtsgeleerden dat kunnen zijn. Het ontbreekt niet aan mensen die zich voor deze taak aanbieden. Verschillende valse getuigen treden naar voren. De hogepriester ondervraagt hen persoonlijk. Zijn gezag weerspiegelt de religieuze macht. Hij voelt de druk van de massa en die van de Romeinen. Hij is bang voor Jezus en zijn woord. Ondanks dit complot van valse getuigenissen blijft Jezus zwijgen, lezen we in het evangelie. Jezus blijft zwijgen tegenover deze verregaande doofheid en deze boosaardigheid. Zijn stilte zegt veel meer dan woorden. Brutale woorden en valse getuigenissen kunnen Hem niet aan de praat krijgen.

Er is maar ��n vraag waarop Jezus antwoordt ('Ik bezweer u bij de levende God dat u ons zegt of u de Messias bent, de Zoon van God'). Op deze vraag moest Hij wel antwoorden. Dat is zijn evangelie. Hij antwoordt met weinig woorden: 'U hebt het gezegd'. Dit antwoord getuigt van een verpletterende na�viteit. Dit is nu net het antwoord waarop de oudsten en het Sanhedrin zaten te wachten. Dit antwoord past perfect in hun plan: 'Hij verdient de doodstraf'. Bij het horen van deze spontane verklaring beginnen ze allen in koor te roepen. Jezus had gewoon zijn evangelie beleden: 'Ik ben de Zoon van God'. Voor het Sanhedrin volstaat deze verklaring om Hem ter dood te veroordelen.

Een God die zo dicht bij de mensen staat, die uit een vrouw geboren is, die op onze aarde heeft gewoond, die onze taal spreekt, is een vloek. Het wordt een vloek voor mensen die het woord van God niet begrijpen, uit hoogmoed, omdat ze enkel in zichzelf geloven of de liefde niet kennen. Ze zijn bang voor Hem, omdat Hij het woord van God spreekt.

Het evangelie van Jezus is een woord van leven. Nu wordt het een woord van dood. Jezus voelt de handen des doods op zijn lichaam striemen: ze slaan Hem, ze spuwen, ze geven Hem stokslagen, ze beledigen hem. Hij begint de kilte van de dood te voelen. In zijn gelaat herkennen we een lange rij mensen die gefolterd worden. Mensen die geen eerlijk proces krijgen, die misleid worden. In Hem zien we terdoodveroordeelden, vervolgden, mensen die geen hoop meer hebben dat ze de volgende dag zullen halen, die 's nachts eenzaam zitten te wachten tot hun lot voltrokken wordt. Het gelaat van deze sukkelaars, het gelaat van hen die de handen des doods op hun lichaam gevoeld hebben, lijkt op dat van Jezus. Als er aan die mensen geraakt wordt, raakt men ook aan Hem. De handen van de dood slaan Hem. Van wie zijn die handen? Hoeveel zijn het er en aan wie gehoorzamen ze? 'Wie was het die je heeft geslagen?', vragen ze aan de veroordeelde. We hebben er het raden naar wie er werkelijk verantwoordelijkheid draagt voor de dood van de Heer Jezus en voor de dood van de mensen die op Hem lijken.


Home page

Previous page