Hij was nog niet uitgesproken of Judas kwam eraan, een van de twaalf, en hij had een grote bende bij zich met zwaarden en knuppels, gestuurd door de hogepriesters en oudsten van het volk. Hij die Hem overleverde, had een teken met hen afgesproken: 'Degene die ik zal kussen, die is het. Grijp Hem.' Hij ging recht op Jezus af en zei: 'Gegroet, rabbi!', en kuste Hem. Jezus zei tegen hem: 'Vriend, ben je daarvoor hier!' Toen kwamen ze dichterbij, grepen Jezus en overmeesterden Hem. En kijk, een van de volgelingen van Jezus greep naar zijn zwaard, trok het, sloeg in op de knecht van de hogepriester en hakte hem zijn oor af. Toen zei Jezus tegen hem: 'Steek je zwaard weer op zijn plaats. Want allen die naar het zwaard grijpen, zullen door het zwaard omkomen. Of denk je dat Ik mijn Vader niet te hulp kan roepen? Dan zal Hij Me dadelijk bijstaan met meer dan twaalf legioenen engelen. Hoe zullen dan de Schriften vervuld worden, die zeggen dat het zo moet gebeuren?' Op dat ogenblik zei Jezus tegen de bende: 'Alsof ik een bandiet ben, zo bent u met zwaarden en stokken op Mij afgekomen om Mij in handen te krijgen. Dag in dag uit zat Ik in de tempel onderricht te geven en u hebt Mij niet opgepakt. Maar dit alles is gebeurd, opdat de geschriften van de profeten vervuld zouden worden.' Toen lieten de leerlingen Hem allemaal in de steek en vluchtten weg. Maar zij die Jezus gegrepen hadden, brachten Hem naar de hogepriester Kajafas waar de schriftgeleerden en oudsten bij elkaar gekomen waren. Petrus volgde Hem op een afstand tot de binnenplaats van het paleis van de hogepriester, en eenmaal binnen ging hij bij de knechten zitten om te zien hoe het zou aflopen.
(Mt 26, 47-58)
|
Giotto
Il bacio di Giuda
|
De leerlingen slapen. Blijkbaar zijn het toch niet zo'n goede vrienden. Er komt een bende aan, gewapend met zwaarden en knuppels. Ze zijn gekomen om Jezus te grijpen met de wapens, alsof Hij een bandiet is. Eigenlijk zijn ze bang voor Hem, als voor een misdadiger. Ze hadden Hem ook overdag kunnen overmeesteren, maar ze waren bang voor relletjes. Ze pakken Hem 's nachts met de wapens op, nadat er een Hem verraden heeft. Een laffe daad. Een weerloze, onschuldige man verraden en 's nachts gewapend komen oppakken. Wat kunnen we hierop antwoorden?
Deze mensen hebben geen naam. We kennen hen niet. Het zijn mensen uit Jeruzalem maar ze bestaan overal en zijn van alle tijden - we zouden hen als het ware kunnen ontmoeten in de metro. Zelfs Petrus, een leerling van Jezus, is ��n van hen. We herkennen hem. Hij draagt dezelfde kleren, hij ziet er niet anders uit.
We ontmoeten eigenlijk drie leerlingen van Jezus: Petrus, een leerling die zijn zwaard trekt en Judas. Alle drie zijn ze met Jezus op weg gegaan, ze hebben naar Hem geluisterd, met Hem gesproken. Judas wou zichzelf redden. Hij was slim, hij voelde zich misschien slimmer dan Jezus. Die nacht, toen ze in de Hof van Olijven sliepen, was hij er niet bij. Hij verraadt Jezus met een kus. De derde leerling, wiens naam we niet kennen, lijkt nog de beste, de moedigste. Hij trekt zijn zwaard om Jezus te verdedigen. Maar kan het dat men Jezus enkel op een moedig moment verdedigt? Trouw zijn aan Jezus duurt een leven lang, en niet een uurtje, ook al is het misschien een uur van heldendaden of van een mooi vrijgevig gebaar.
Jezus heeft zich omringd met mensen die niet veel waard zijn. Het blijken geen bijzondere mensen, evenmin als wij. Hij was bevriend geworden met deze arme, middelmatige mensen, die soms een opwelling van moed hebben, maar die voor de rest in schrik leven. Een van zijn gezellen wordt woedend als hij ziet dat ze hem overmeesteren: hij trekt zijn zwaard en slaat in op de knecht van de hogepriester. Hij vindt dat hij moet reageren als men deze weerloze, onschuldige man onrecht aandoet. 'Steek je zwaard weer op zijn plaats. Want allen die naar het zwaard grijpen, zullen door het zwaard omkomen. Of denk je dat Ik mijn Vader niet te hulp kan roepen? Dan zal Hij me dadelijk bijstaan met meer dan twaalf legioenen engelen.' - zegt Jezus. 'Steek je zwaard weer op zijn plaats.' Jezus, die even daarvoor nog bezorgd was, reageert nu rustig en krachtig. Hij heeft tot de Vader gebeden. Het zwaard dat de leerling bovenhaalt om Hem te verdedigen, is eigenlijk een kaakslag. Jezus heeft het zwaard en het geweld van de mensen niet nodig. Geweld is nooit een goede verdediging. Het doet altijd pijn. Het doet Hem pijn, en ook degenen die geweld gebruiken. Voor Jezus is er geen vijand die moet gekwetst worden. Zelfs Judas is voor Hem geen vijand. Jezus noemt hem 'vriend'. De houding van Jezus tegenover Judas is een icoon van vriendschap en van geweldloosheid die alles overstijgt. Aan die heldhaftige leerling zegt Hij: 'Ik had zelfs veel meer geweld kunnen kiezen dan een zwaard of een knuppel'. Maar Hij heeft de weg van de liefde gekozen. Hoe zou Hij dan een moordend zwaard kunnen zegenen? Waarom zouden we Hem dan verdedigen met het zwaard? Bestaat er wel zoiets als gerechtvaardigd geweld? Ze behandelen Hem als een bandiet, met zwaarden en knuppels trekken ze er 's nachts op uit om Hem te overmeesteren. Waarom hebben ze Hem niet benaderd toen Hij met hen sprak in de tempel? Waarom hebben ze Hem toen niet geconfronteerd met hun weerstanden, hun kritiek, hun moeilijkheden? Waarom hebben ze overdag niet met Hem gesproken en gaan ze Hem 's nachts met knuppels te lijf? Ze hadden schrik om te spreken. Ze waren bang voor zijn woord. Geweld ontstaat uit schrik en nu komen ze Hem met wapens arresteren.
Jezus blijft echter sereen. Zoals altijd is Hij bereid om met hen te spreken. Hij is vastbesloten om zich niet te verdedigen, in tegenstelling tot wat de meeste mensen zouden doen. Voor de leerlingen is dit waanzin: 'Zich in hun handen overgeven!' Jezelf niet verdedigen, je stem niet laten horen, je zwaard niet trekken, is voor hen waanzin. Hij noemt Judas een vriend, Hij weigert een zwaard te gebruiken en vlucht niet weg. De leerlingen vinden Jezus waanzinnig. Hij overdrijft. Ze vinden dat Hij met zich laat sollen en zich zo maar aan zijn vijanden overgeeft. Voor hen heeft deze houding geen zin. 'Toen lieten de leerlingen hem allemaal in de steek en vluchtten weg'.
|